Dit artikel bestaat uit tekst, die zijn ontleend uit het artikel van Nina Jurna; NRC van 14 mei 2021
Ieder jaar herdenken ze op 15 mei de verwoesting van meer dan vijfhonderd Palestijnse dorpen, naar schatting 14.000 doden en de verdrijving van zo’n 750.000 oorspronkelijke inwoners van Palestina.
De biologische vader van NRC-journalist Nina Jurna, zo wees een dna-test uit, is een Palestijn uit Jaffa. Jurna kreeg er een hele familie bij, die ze opzocht in 2019. In deze week van geweld haalt ze herinneringen op – van de Nakba van 15 mei ’48 tot de wanhoop nu.
Een dna-test gaf de definitieve zekerheid over mijn biologische vader: met de komst van Samir El Hreish en een hele Palestijnse familie in mijn leven, werd mijn familiesamenstelling ingewikkelder. Maar ik voelde me ook een completer mens en dat zou ik tijdens onze reis, met Luna, in de zomer van 2019 nog sterker ervaren.
„Als ik deze route neem, ontwijk ik de checkpoints’’ zegt Luna, en ze bestuurt behendig het grijze passagiersbusje. We zijn na een lange vliegreis aangekomen op de luchthaven van Tel Aviv en ze is de enige van de familie die ons daar kan ophalen omdat de rest op de bezette Westelijke Jordaanoever woont en niet naar Israël mag. Tenzij ze een speciale reisvergunning hebben.
Luna is getrouwd met een Palestijnse ondernemer, ze woont in Jeruzalem en heeft een zogeheten ‘Jeruzalem ID’: een speciale verblijfsvergunning waardoor ze door heel Israël en de Westbank kan reizen. In het dagelijks leven betekent het dat ze de meeste bewegingsvrijheid heeft van alle familieleden.
„Toen ik (Samir) klein was, bracht mijn moeder ons hier naar toe en dan wees ze naar de lichtjes’’, zegt Samir als we op een avond onder een heldere sterrenhemel staan aan de rand van Ramallah. Hij tuurt zwijgend de verte in. „Daar ligt Jaffa. ‘Daar komen we vandaan, en ooit gaan we weer terug’, zei ze dan.” Jaffa is nu een klein havenstadje bij het hippe Tel Aviv. Maar toen Samir er in 1946 werd geboren, was Jaffa een belangrijke handelsstad in het historische Palestina. Een bruisende en culturele stad aan de Middellandse Zee waar alle grote kranten uit die tijd waren gevestigd. Hier woonde van generatie op generatie de juweliersfamilie El Hreish, uit een oud christelijk geslacht. „We waren een vooraanstaande familie in Jaffa, met een eigen wijk die onze naam droeg: ‘Saknet El Hreish’, buurtschap El Hreish’’, vertelt Samir. Op de computer laat hij een oude, gedigitaliseerde stadskaart zien waar de wijk op staat, van voor 1948. Grenzend aan Saknet El Hreish lag de Armeense begraafplaats.
Een schilderij in het souterrain van het Dar Zahran museum in Ramallah raakt me. Het toont de gebeurtenissen van 15 mei, 1948, wanneer ten tijde van stichting van de staat Israël de Arabisch-Israëlische oorlog tot een climax komt. De stad Jaffa wordt als laatste ingenomen door zionistische milities. „Zo zal het ongeveer geweest zijn’’, zegt Samir. Samen met Suzanne tuurt hij naar de hulpeloze mensen op het kunstwerk die door de golven de Middellandse Zee in rennen.
De Palestijnen noemen het de Nakba, de ramp of catastrofe. Ieder jaar herdenken ze op 15 mei de verwoesting van meer dan vijfhonderd Palestijnse dorpen, naar schatting 14.000 doden en de verdrijving van zo’n 750.000 oorspronkelijke inwoners van Palestina. Samir en zijn familie werden ook verjaagd uit Jaffa. Als eerste vluchtte zijn vader met drie kleine kinderen – Samir was 2 jaar oud. Uiteindelijk zal uit Jaffa meer dan 90 procent van de ruim honderdduizend niet-Joodse inwoners wegvluchten.